Soms denk je: nu ben ik allang volwassen, ik heb levenservaring, sterker nog, ik raak op leeftijd, dus ik ga mijn eigen weg, en trek me nog maar weinig aan van het oordeel van anderen. Een mooie gedachte, maar de praktijk blijkt vaak weerbarstiger dan de theorie.
Ik ken iemand die als we na het werk en vóór het weekend afscheid van elkaar nemen, me regelmatig vraagt: ‘En? Ga je nog iets leuks doen dit weekend?’
Je voelt je al een beetje zenuwachtig worden, want nu behoor je natuurlijk te zeggen: ’Jazeker, vanavond gaan we naar het theater, morgenochtend de trimclub, ‘s middags gaan we naar het museum, en daarna komen er tien vrienden bij ons eten, heel gezellig, en zondagmiddag heb ik een brunch in Bloemendaal aan het strand, je weet wel met Carel en Yvette, die we dan gaan aftoppen met een borrel, en dan pikken we ’s avonds nog een bioscoopje met vrienden. ‘Ja, we houden het rustig dit weekend.’
Maar goed, zo gaat het niet elk weekend, dus je begint na deze indringende vraag een beetje onrustig te wiebelen, en je voelt je wangen een beetje kleuren als je antwoordt: ‘Nou ja, beetje krantje lezen, wat rommelen in de tuin. Nee, er komt dit weekend niemand langs’. Schuchter kijk je op. Je ziet de meewarige blik in de ogen van de vragensteller. In gedachten hoor je hem zeggen: ‘Saaie drol’.
Ja, dat zijn geen weekenden waar je mee scoort. Je moet een opwindend bestaan leiden, en dat moet je ook nog eens kunnen laten zien.
De Canadese filosoof Neil Postman zei al in de vorige eeuw : ‘We are amusing ourselves to death’. Het gaat ons alleen nog maar om het amusement, om de verpakking, om de thril. De inhoud is van minder belang.
En begrijp me goed, ik moet nu even snel duidelijk maken dat ik geen saaie drol ben -je mocht het eens denken- want ik ga echt wel eens naar de bioscoop, en ik zie ook vrienden, maar de race naar vermaak en entertainment neemt soms groteske vormen aan. En met die race natuurlijk ook de consumptie. Restaurants, reizen, shoppen, zonder dat gaat het niet. Bovendien leggen we alles natuurlijk vast op de socials. Duizenden filmpjes en selfies voor de Eiffeltoren, de Big Ben, het Vrijheidsbeeld en het operagebouw in Sydney, want zonder (beeld)bewijs telt het niet.
De onuitgesproken premisse van deze zucht naar vermaak is dat we gelukkiger worden van al deze opwinding. Tja, ondertussen worden we alleen alsmaar depressiever van al die gelukkige mensen op de socials, die dán weer aan het skiën zijn, dán weer swingen op een te gek feest en een dag later alweer met tien vrienden en vriendinnen reuze lol hebben in een trendy kroeg. De bedoeling is dan dat je na het zien van al die beelden denkt: ‘goh, wat heb jij het leuk, zo leuk heb ik het zelf niet.’ Jaloers maken en de ogen uitsteken, is het devies, daar komt het zo ongeveer op neer.
Onlangs hoorde ik een verstandig iemand zeggen dat dat streven naar geluk iets heel vreemds is. Geluk is per definitie een uitzonderingstoestand, zei hij. Het contrasteert met de normale gang van zaken. En net zoals Goethe al zei: ‘zonder duisternis geen licht’, bestaat geluk alleen bij de gratie van verdriet en tegenslag.
En toch willen die verdraaide reisreclames, die commercials, die aanlokkelijke winkelstraten en webshops ons keer op keer laten geloven dat geluk te koop is. Koop je geluk, amuse yourselve to death.
Goed. Ik zou willen pleiten voor een herwaardering van verveling. Zitten, kijken, peace of mind, beetje rondscharrelen, niets mis mee. Als je je goed kunt vervelen hoef je jezelf niet achterna te hollen. Wel zo makkelijk. En als je dan toch gelukkig wilt worden: streef het niet na, maar ga iets doen. Iets doen, iets zinvols ondernemen, iemand helpen, iets creëren, kan tot gevolg hebben dat je je gelukkig voelt. ‘Geluk’ in zichzelf bestaat niet.
De econoom Richard Easterlin deed in de jaren zeventig van de vorige eeuw onderzoek naar geluk. Hij ontdekte dat meer spullen en meer geld nauwelijks bijdroegen aan ‘geluk’. Het enige effect is dat je er steeds meer van nodig hebt voordat je dezelfde kick krijgt, die vervolgens weer snel ineenzakt. Wat wel gelukkig maakt, is een sociaal netwerk en iets doen voor anderen.
Nou ja, klinkt een beetje zoetsappig, maar ongelijk heeft Easterlin natuurlijk niet. Je kunt op safari gaan naar Tanzania, maar -en nu ga ik iets gewaagds zeggen- als je echt goed in je achtertuin naar een paardenbloem gaat kijken, weet je niet wat je ziet. Doe het maar, misschien interessanter dan een dorre savanne.
Ik heb het altijd vreemd gevonden dat er mensen zijn die de wereld over vliegen naar de meest exotische plekken en wildparken, en nog nooit een wandeling hebben gemaakt in het heidegebied een paar kilometer van hun huis.
Amusing ourselves to death.
Nog zoiets. Nu ik zo langzamerhand officieel afstand kan gaan nemen van mijn werkzame leven, zijn er hordes mensen die je overspoelen met adviezen, en vooral ook met bucketlisten.
‘Ja Wim, grijp nu je kans, nu kan het nog. Wat staat er op je bucketlist? Ik zou het wel weten, hup, zo naar Thailand, weg hier met die rottige winter, en daarna een trip naar New York, geweldige stad’ enzovoort.
Nou moet ik bekennen dat ik ook wel op diverse verre plekken ben geweest. Maar wel voor werk. Bijna nooit voor vakanties. En als ik nu op reis ga doe ik dat om een paar dagen te gaan wandelen in de bergen, of om een paar dagen olijven te gaan plukken. Een activiteit dus. Eerlijk gezegd moet ik er niet aan denken om een paar weken in Thailand te zitten. Ik zou me snel onbehaaglijk voelen. Kijken, slenteren, eten, hitte en dan? In mijn eigen dorp is er meer te beleven dan dat.
Mijn moeder zei vroeger al tegen me: ”Jongen, waar je ook heen gaat, je neemt toch altijd jezelf mee.” Een wijze les, die trouwens niet alleen opgaat voor reizen, maar ook voor de drang naar een nieuwe werkkring of een nieuwe relatie, maar dit terzijde.
En ja, laatst ging ik toch bijna voor de bijl. Een vriendin van ons gaat zomaar naar Botswana. Into the wild. Met een tent en bepakking op de schouders, vergezeld van een gids en vijf stoere mede- wandelaars gaat ze dwars door de Okavango Delta lopen. Wow, als dit geen avontuur is weet ik het niet meer. Eén van de meest ongerepte stukjes natuur op aarde met een unieke flora en fauna. Niks luxe resort of glamping, maar echt avontuur in de wildernis. Als een heuse Indiana Jones!
Past zoiets niet op je bucketlist?
Ik moet zeggen dat dit wel erg aanlokkelijk klinkt. Vooral als mensen om je heen gaan zeggen: ‘Wim, je bent topfit, nu kan het nog, over tien jaar trek je het misschien niet meer, dit is toch een geweldige kans? Doe het!’
Ik moet bekennen dat dit dilemma al enkele weken door mijn hoofd spookt. Maar ja, vliegen naar Botswana? En ik moet ook zeggen, dat dat hele idee van bucketlisten me niet aanstaat. Mijn bucketlist is, dat ik gewoon doorga met de dingen die ik doe. Ik ga wél wandelen, maar dat kan ook op het Pieterpad en in Frankrijk. De meerwaarde van de Okavangu Delta heb ik zo toch weer redelijk snel uit mijn gedachten kunnen bannen.
En ik ben weer gesterkt in mijn idee dat het consumeren dat gepaard gaat met bucketlisten en het mezelf kapot amuseren, mijn peace of mind niet zal verhogen, laat staan dat het me gelukkiger zal maken.
Misschien is je achtertuin, en zijn vooral je eigen gedachten hiervoor wel belangrijker.
Er is immers geen mooiere reis dan een reis in je eigen geest.
Dan kom je immers overal waar je maar wilt.
Bron: Neil Postman, Amusing ourselves to death, 1987, Penguin
Paul Schenderling c.s., Er is leven na de groei, 2022, Bot Uitgevers
Lees het positieve klimaatnieuws van afgelopen week, hier.