Vroeger mochten mijn oudere broers en ik, daags na kerst, met mijn vader mee naar Piet van Deth, de feestartikelenwinkel bij ons in het dorp, die rond die tijd was omgetoverd in een waar vuurwerkpaleis. Ik kan me niet herinneren dat mijn zussen meegingen. Vuurwerk was immers voor jongens. Niet dat mijn vader nou zo op vuurwerk was, maar het hoorde er gewoon bij. Zo voed je een jongen op. Beetje knallen, vuurpijltje, bommetje. En toen ik nog te klein voor echt vuurwerk was kreeg ik sterretjes in mijn handen geduwd.
Weer later, eind lagere school werd ik door vriendjes meegenomen naar ‘de poort’, iets verderop in de straat: een weg die onder een huizenblok doorging. Het kleinste rotje maakte daar een oorverdovend lawaai. De bewoners boven de poort schrokken zich een ongeluk bij zo’n knal, die klonk alsof de oorlog uitgebroken was. Lachen man.
Ik wil hier zeker niet als een heilig boontje overkomen, maar dat vuurwerk heeft me nooit zo getrokken. Met een sterretje in de hand wachtte ik geduldig tot het staafje was opgebrand, terwijl ik een blik in de ogen had die iets scheen uit te drukken als: juist, en nu? Afwachten maar tot we klaar zijn. En zo’n knal onder de poort was misschien overweldigend, maar erg veel plezier beleefde ik er niet aan. Ik kan me vooral een licht oorsuizen herinneren.
Nog weer later was het vuurwerk, voor mijn oudere broers, vooral een alibi om legitiem met een sigarettenpeuk de straat op te gaan. Aaahh, ooohh, gilde iedereen bij elke vuurpijl. Maar na één of twee pijlen had ik het wel gezien. Verplicht plezier, dat vuurwerk. Ik zag de lol er niet zo van in.
Natuurlijk ken ik de aantrekkingskracht van vuur. Zitten voor een open haard; en ik herinner me hoe ik op een vroege lenteavond in Twente op mijn rug gelegen toekeek naar de enorme paasvuren die daar werden aangestoken. En er zijn zeker mensen die oprecht van vuurwerk genieten. Maar ik heb ook weleens het idee dat vuurwerk ons wordt aangepraat. Je bent geen echte kerel als je het eigenlijk maar een saaie bedoening vindt.
En dit laatste werd me de afgelopen jaren weer eens keihard ingewreven. Bij ons in de straat woont de eigenaar van een ijzerhandel die voor oud en nieuw vuurwerk verkoopt. Op oudjaarsavond gaat zijn onverkochte voorraad de lucht in. Een eindeloos geknal zonder ophouden. Je kunt door de rookontwikkeling geen hand voor ogen zien. Ik geloof dat ze rond vier uur ’s morgens nog steeds bezig zijn. De ijzerhandel eigenaar blijft maar afsteken. Ja logisch, hij moet door zijn winkeldochters heen, en is bezig weer ruimte in de schappen te creëren. Maar moet ik daarnaar kijken? Heel langzaam probeer ik na zo’n minuut of tien weg te sluipen, zonder dat de buren het opmerken. Toegeven dat je er geen klap aan vindt, aan dat vuurwerk, is echt nog not done.
En enkele jaren geleden barstte letterlijk de bom: een pijl vloog in het openstaande raam van de overbuurman, en stak daar de boel in de hens. Brand, brandweer, waterschade, en brandlucht in de hele straat. Het huis was enige tijd zo goed als onbewoonbaar. De buren verbleven een paar weken bij familie.
Reden om het volgend jaar maar eens te stoppen met vuurpijlen? Ben je gek,
Hartstikke leuk toch, een paar pijltjes moet kunnen. En hup, de straat vuurwerkte het jaar daarop weer lekker verder met de nitraten, matjes en strijkers, voetzoekers en gillende keukenmeiden…
Nou heb ik in de familie enkele medici. Ik ken de verhalen over de eerstehulpposten op zo’n oudejaarsavond dus vanuit de eerste hand. En ik kan je vertellen, het leed is nauwelijks te overzien. Vingers, handen, oren en ogen, niets blijft gespaard. Zo’n spoedeisende hulp heeft op een doorsnee oudjaarsavond meer weg van een oorlogsgebied. Een soort Gaza op een rustige dag. Geen wonder dat medici jaar na jaar vertwijfeld smeken om een vuurwerkverbod.
En ik heb het even opgezocht, gemiddeld sterft er elk oudjaar één persoon door het vuurwerk. Je kunt zeggen dat dat meevalt. Je kunt ook zeggen dat dat een onbeschrijfelijk leed is voor zoiets stompzinnigs als vuurwerk.
En dan hoef ik het hier natuurlijk niet te hebben over de milieuschade van vuurwerk, want deuren die wagenwijd openstaan hoef ik niet nog eens in te trappen. Maar toch: dat je milieuschade veroorzaakt bij het produceren van op zichzelf nuttige producten, daar kan je je nog iets bij voorstellen. Niet leuk, maar soms kan het niet anders. Maar dat je gewoon voor de fun, hoppa, CO2 de lucht in katapulteert en fijnstof waar ik niet om heb gevraagd over ons uitstrooit, dat heeft voor mij bijna iets grotesks en misschien zelfs iets kwaadaardigs. Om nog maar te zwijgen over die bijna kniehoge vuilnisbelt aan halfvergane rotjes en gillende keukenmeiden; of de katten en honden, kippen, koeien en varkens die elk gelukkig nieuwjaar weer met een dijk van een stress moeten beginnen.
Laatst was ik op een kerstborrel waarop we de naderende heisa rond vuurwerk weer eens doornamen: ‘Je mag in dit land ook niets meer: niet meer roken, geen vuurwerk meer afsteken. Alleen daarom al wil ik weg, naar het buitenland. Al die regeltjes. Je moet mensen opvoeden en zorgen dat ze zich een beetje gedragen. Vuurwerkverkoop alleen boven de zestien jaar, en alleen vanaf oudjaarsdag. Maar laat de mensen toch alsjeblieft een beetje lol houden met vuurwerk.’ vond een van de bezoekers van het feestje.
Tja, dat zeggen ze in Amerika nou ook altijd over het wapenbezit. Guns don’t kill people, people kill people is de lijfspreuk van de Amerikaanse wapenbond NRA, de National Rifle Association. Maar als er geen wapens zijn, kan je er ook niemand mee overhoop knallen, is dan altijd het gemakkelijke tegenargument. Als er geen vuurwerk is kan je niet vervuilen, geen ogen en oren vernielen of handen en vingers verpulveren.
Bovendien, net als onze overbuurman niet had gevraagd om die vuurpijl in zijn slaapkamer, zo vragen massa’s mensen en dieren niet om de vervuiling, het lawaai en de fysieke schade. Bij een geweldig drankgelag kun je nog tot op zekere hoogte volhouden dat die kater vooral aan jezelf te wijten is. Maar van dat vuurwerk hebben duizenden vuurwerkhaters, ouders, kinderen, dieren en ook niet te vergeten onze natuur, zonder dat ze erom hebben gevraagd, of er ook maar iets over te zeggen hebben, een enorme overlast.
Ook dit jaar was het weer raak. Twee doden, ik weet niet hoeveel brandstichtingen en brandweer en ambulancepersoneel dat werd bekogeld met zwaar vuurwerk. Als het voor ons te moeilijk is om zaken zelf te reguleren, dan behoort een overheid dat te doen. Als we dat niet kunnen of willen, of als we daar niet genoeg beschaving voor hebben, dan moet de overheid maar ingrijpen. De overheid laat ons toch ook niet zelf uitmaken of we rechts of links op de weg rijden, en of we onze kinderen vanaf een bepaalde leeftijd naar school sturen of niet? Dat wordt een puinhoop, vooral voor onschuldige burgers die zich goed gedragen. Gewoon een vuurwerkverbod instellen, dat vindt niemand vreemd. We kunnen mensen zichzelf nou eenmaal niet zonder slag of stoot laten verminken.
Veel steden organiseren daarom al een vuurwerkshow, die wordt uitgevoerd van gemeentewege. Nou goed. Doe dat dan maar, het minst kwade van alle haalbare mogelijkheden. Veel mooier, veel veiliger en veel minder schadelijk voor het milieu.
Maar voor de stoere macho vuurwerkadept is dat natuurlijk te min, want het gaat hem vooral om het kinderlijk genoegen van klooien met rotjes, en gevaarlijke dingen doen waarbij uiteindelijk, zoals zo vaak, de samenleving, voor de schade kan opdraaien.
Nou ja, ik wens in ieder geval alle vuurwerkhaters, alle poezen, honden en andere huisdieren een dragelijke jaarwisseling zonder al te veel overlast. Alle artsen in de ziekenhuizen wens ik veel sterkte toe met het uitvoeren van hun oogoperaties, en jullie allen een gelukkig, gezond en duurzaam nieuwjaar.
Lees ook de column oud is nieuw hier.