Het is al jaren geleden dat we met onze kinderen dierentuinen bezochten. Was altijd erg leuk. En stiekem genoten we meer van de reactie van onze kinderen dan van de dieren, die meestal een beetje suffig in een hok lagen.Â
Een bezoek aan de Amersfoortse dierentuin is me altijd in het bijzonder bijgebleven. Onze zoon, inmiddels ruim een kop groter dan ik, voerden we mee in zijn buggy. Hij zal nog geen twee jaar zijn geweest, en zat een beetje te dommelen terwijl hij zich als een pasha door ons liet rondrijden. We kwamen uit bij een groot hek waar we zijn buggy parkeerde.Â
En wat er toen gebeurde is met geen pen te beschrijven. Daarom tik ik het maar op: een Giraf stak zijn lange nek over het hek, boog zich voorover naar de buggy, en onderwierp mijn zoontje met een nieuwsgierige blik aan een uitvoerig onderzoek. De reactie van mijn zoon zal ik nooit meer vergeten. Hij ontwaakte in één klap uit zijn half dommel, en bleef de enorme giraf boven zijn hoofd met open mond, en een blik die bol stond van verbazing aanstaren. Minutenlang keek hij de giraf in de ogen, in een bijna wanhopige poging het beest te doorgronden. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt. Dit was buitenaards, immens, overweldigend, dit was een enorme ervaring hoorde ik hem denken, hoewel hij deze woorden nog lang niet tot zijn beschikking had.Â
Als ik ooit heb ervaren wat verwondering inhoudt, dan was het dit moment, deze ontmoeting tussen mens en giraf. Ik kan me ook nog herinneren dat een bekend kinderliedje die dag maar niet uit mijn hoofd te stampen was. Maar dat is een ander verhaal.
Welbeschouwd was deze ontmoeting zoals een ontmoeting in een dierentuin zou moeten zijn: mens en dier zijn gelijkwaardig. Giraf verwondert zich over kind, kind verwondert zich over giraf. Hoe vaak we ook naar de dierentuin gingen, zo’n intense mens-dier ontmoeting heb ik sindsdien nooit meer meegemaakt. Sterker nog, ik begon me een beetje te vervreemden van de dierentuin. Al die dieren die daar opgesloten in hun hok uit verveling lagen te luieren, en ik als toeschouwer die dat dan leuk of interessant moet vinden. Wat is de functie nog van een dierentuin, behalve dan een toevluchtsoord voor gescheiden vaders, die de woensdagmiddagen met hun jonge kroost zonder al te veel kleerscheuren en moeilijke vragen over mama en papa moeten zien door te komen?
Mensen hebben een weerbarstige verhouding met hun diergenoten. We vinden dat we het recht hebben om ze op te sluiten en ze te begluren. Tot vermaak, of in het beste geval ter educatie van onszelf. Wij zijn immers de baas, en kunnen hun lot bepalen, vinden we. Maar al jarenlang knaagt het een beetje aan me, die dierentuin. Hou me ten goede, ik kom er nooit meer, maar het idee om dieren op te sluiten, om ze te bekijken, bevalt me steeds minder.
Aan het begin van de vorige eeuw werden dwergen en mensen met een bochel of horrelvoet op kermissen tentoongesteld. Totdat we vonden dat dat eigenlijk niet comme il faut was. Iemand tentoonstellen. Niet netjes, getuigt van weinig compassie, is neerbuigend, en het doet al helemaal geen recht aan de menswaardigheid van dwerg, gebochelde of horrelvoetbezitter.
Zo’n zelfde ongemak bekruipt me nu bij het tentoonstellen van dieren. Wat bepaalt dat wij ze als vermaak mogen gebruiken? Zo’n treurigstemmend bordje met daarop de voedertijden van de zeeleeuwen. En jawel hoor, de mensen komen uit de hele tuin aangesneld als de verzorger het visje een meter van het rotsblok gooit waar de zeehond dan kunstig vanaf moet duiken om het in zijn bek op te vangen. Circusact of educatie?
Een mensaap heeft op iets meer dan één procent na, hetzelfde DNA als wij mensen. Voelt niet lekker om die op te sluiten in een hokje om hem te begluren. Wat geeft ons daar het recht toe?
Of is dit allemaal onzin? Moeten we mensen nog steeds de gelegenheid geven om een leeuw in het echt te zien, de geur van een olifant te laten ervaren, of om achter een glaswand oog in oog te staan met een opgewonden chimpansee? En wat is daar dan de toegevoegde waarde van?
De discussie over nut en noodzaak van dierentuinen komt langzaam weer opzetten. De Partij voor de Dieren wil van Artis een openbaar stadspark maken. Is ook een optie. Maar mogen kinderen dan nooit meer een leeuw recht in de bek kijken, of uit hun buggy tuimelen van verbazing over zo’n grote giraf? In de krant lazen we dat Maarten Reesink, docent animal studies aan de Universiteit van Amsterdam, niet tegen het afschaffen van dierentuinen is, maar vindt dat in een dierentuin het belang van het dier, en niet langer het belang van de mens voorop moet staan. Daar valt iets voor te zeggen. Maar dan kun je misschien net zo goed een dierentuin zonder publiek maken. En wat voor zin heeft dat?
Vreemd genoeg hoorde ik Reesink niet over een mijns inziens andere belangrijke vraag over nut en noodzaak van dierentuinen: waar hebben we zo’n tuin voor nodig als je met één klik op je telefoon de meest waanzinnige dieren in hun natuurlijke habitat kunt bewonderen? En ook nog eens van veel dichterbij dan in de dierentuin: vogels op ooghoogte, close gefilmd tijdens hun trektocht, leeuwen op jacht, parende pinguïns, duikende dolfijnen, je kunt het zo gek niet bedenken.
Ook hoor je vaak als argument dat de fokprogramma’s van dierentuinen zo belangrijk zijn. Dat is waar, maar dat zou ook kunnen zonder publiek, op de Wageningse Campus. Of gaat het erom dat het publiek nog wat geld bij elkaar scharrelt voor die fokprogramma’s, zodat de financiering van zo’n programma niet helemaal bij de belastingbetaler komt te liggen? Ook een punt, want ik vrees dat fokprogramma’s en dierenonderzoek, zolang het niet om koe, varken, kip of schaap gaat, bij de huidige coalitie op weinig steun zal kunnen rekenen.
Als rechtvaardiging voor een dierentuin wordt ook soms opgevoerd dat dieren in gevangenschap langer leven dan dieren in het wild. Tja, zou ikzelf liever honderd jaar worden in de gevangenis, dan tachtig jaar op de tennisbaan, tussen familie en vrienden? In ieder geval kunnen leeuw of neushoorn ons dat niet vertellen. Dieren hebben geen stem, we zullen nooit weten wat ze zélf hiervan vinden.
Hoe zou het dan wél moeten? Misschien de nadruk leggen op dieren die achter tralies niet gekweld worden. Ik kan me een prachtig microbencentrum voorstellen, zoals Artis al voorsorteert op de toekomstige dierentuin met een geweldig Micropia. Of dierentuinen waarin vooral het insectenleven onder de loep wordt genomen. Maar ja, is dat voldoende voor bezoekers die er soms zelf al meerdere Afrikaanse safari’s, compleet met de big five (leeuw, buffel, neushoorn, luipaard en olifant) op hebben zitten?
Ik geloof dat dit niet zo’n sterke column wordt. Een columnist weet hoe het zit. Hij wordt geacht een mening te hebben en die stevig neer te zetten. Hij draagt argumenten aan waarmee hij een stelling onderbouwt of ondergraaft, en in ieder geval duwt hij de lezer een denkrichting in. Helaas, niks van dit al. Het idee van de dierentuin voelt gewoon ongemakkelijk. Maar ja, het beeld van de onvergetelijke indruk die die enorme giraf op mijn zoontje maakte, is nog steeds niet bij me weggezakt. Dag giraf, ik sta paf!
Welk standpunt moet ik innemen? Wat moeten we met dierentuinen aan? Ik weet het niet! En wie het wél weet mag het zeggen.
Bron: NRC14-9-2024
Dieren in eigen tuin willen hebben? Lees hier hoe je insecten kan verwelkomen in je tuin.